Groep 5-6Beeldend

Maak een ruimtelijk beeld van een dier dat uit het ei komt.

Hier gaat het over
betekenis

Uit het ei

De les sluit aan bij kerndoel 41: dieren planten zich voort door middel van eieren of levendbarend.
Hier kun je op letten
vorm

Textuur in plastisch materiaal

De leerling kan textuur in plastisch materiaal herkennen en kan textuur aanbrengen in een plastisch werkstuk.

Waar moet je op letten?
  • Materiaal kan glad zijn, maar ook ribbels, kuiltjes of groeven bevatten.
  • Met het aanbrengen van textuur kun je materiaal nabootsen.
  • Wanneer er zowel gladde als ruwe texturen zijn aangebracht dan spreken we van textuurcontrast.
Hier ga je het mee maken
werkwijze

Boetseren met klei

De leerling kan een ruimtelijk beeld boetseren door te werken uit één stuk. De leerling let daarbij op het bewerken van alle kanten van het werkstuk. De leerling kan klei vervormen door te knijpen, duwen en trekken.

Waar moet je op letten?
  • Leerlingen vinden het lastig om uit één stuk te werken. Vertel dat ze hierdoor een stevig beeld krijgen.
  • Laat de leerlingen het beeld regelmatig draaien zodat ook de achterkant en de zijkanten vormgegeven worden.
  • Vermijd dunne uitstekende vormen. Houd het beeld compact.
  • grove chamotte of plasticine
  • onderlegger
  • spatels en prikkers

Wil je de klei na droging afwerken? Dan heb je nodig:
  • plakkaat-, acryl- of waterverf 
  • potje water
  • lyonse kwasten of penselen
  • tissues
  • mengbord (stukje karton)

Toelichting:
  • Grove chamotte is natuurklei met een grove korrel. De grove korrel zorgt ervoor dat de klei niet te snel droogt. Dat is belangrijk bij producten die een behoorlijke dikte hebben. Natuurklei laat je langzaam drogen (niet in de zon) en moet daarna in een klei-oven afgebakken worden. 
  • Natuurklei droogt snel uit, ook in een plastic zak of emmer. Maar zolang klei niet is gebakken, kun je het altijd weer zacht maken. Zet de klei dan een tijdje in het water.
  • Je kunt als alternatief ook plasticine gebruiken. Voordeel is dat het in kleuren verkrijgbaar is en zacht blijft totdat je het in een keukenoven afbakt.
Zo kom je op ideeën
onderzoek

Onderzoek het materiaal

De leerling kan het materiaal op verschillende manieren hanteren en kan nieuwe werkwijzen bedenken die passend zijn bij de verbeelding van het onderwerp.

Waar moet je op letten?
  • Geef leerlingen expliciet de tijd om te experimenteren. 
  • Verbind een concreet doel aan het experimenteren, bijvoorbeeld: probeer het materiaal op 8 verschillende manieren uit. Of in spelvorm: Onderzoek individueel of per groepje binnen 10 minuten zoveel mogelijk verschillende werkwijzen. 
  • Maak in je feedback steeds een verbinding tussen wat ze hebben uitgeprobeerd en waar dat misschien voor gebruikt kan worden.
  • Laat daarna de leerlingen hun toepassing(en) uit alle mogelijkheden van alle groepen kiezen voor het eindwerkstuk. 
  • het materiaal van de werkwijze
  • evt. oefenvellen