Groep 7-8Beeldend

Maak een schilderij van een kleurrijke bloem waaraan je kunt zien hoe het zit met de voortplanting. 

Hier gaat het over
betekenis

Uit je bol

Met deze opdracht kunt je aansluiten bij kerndoel 41: verschillende manieren van voortplanting van planten, kerndoel 40: bloemvormen passen bij de manieren van bestuiven en kerndoel 39: schoonheid van de natuur, verwondering. 
Hier kun je op letten
vorm

Kleurnuance

De leerling weet wat een kleurnuance is, kan kleurnuances herkennen in afbeeldingen en kan kleurnuance toepassen in een werkstuk.

Waar moet je op letten?
  • Van één kleur bestaan heel veel tinten. 
  • Een werkstuk waarin veel kleurnuance zit, ziet er meestal echter of ruimtelijker uit. 
  • Een werkstuk met weinig kleurnuance ziet er meestal platter uit.  
Hier ga je het mee maken
werkwijze

Schilderen met waterverf

De leerling kan schilderen met waterverf door te variëren met veel en weinig water, kleurverloop en meerder lagen over elkaar aan te brengen.

Waar moet je op letten?
  • Veel water levert lichte kleuren, weinig water levert donkere kleuren op.
  • Door meerdere lagen over elkaar aan te brengen wordt de kleur dieper.
  • Wanneer je een nieuwe kleur aanbrengt als de verf nog nat is, mengt de verf.
  • ruw tekenpapier, A5-A4 formaat
  • penselen, nr. 3-6
  • waterverf
  • potje water
  • tissues
  • onderlegger

Toelichting:
  • Gebruik stevig ruw tekenpapier. Elk ander papier is te dun en gaat door de grote hoeveelheid water bobbelen. 
  • Leg de tekeningen na droging onder een stapel boeken zodat het papier weer helemaal vlak wordt.
Zo kom je op ideeën
onderzoek

Onderzoek het materiaal

De leerling kan het materiaal op verschillende manieren hanteren en kan nieuwe werkwijzen bedenken die passend zijn bij de verbeelding van het onderwerp.

Waar moet je op letten?
  • Geef leerlingen expliciet de tijd om te experimenteren. 
  • Verbind een concreet doel aan het experimenteren, bijvoorbeeld: probeer het materiaal op 8 verschillende manieren uit. Of in spelvorm: Onderzoek individueel of per groepje binnen 10 minuten zoveel mogelijk verschillende werkwijzen. 
  • Maak in je feedback steeds een verbinding tussen wat ze hebben uitgeprobeerd en waar dat misschien voor gebruikt kan worden.
  • Laat daarna de leerlingen hun toepassing(en) uit alle mogelijkheden van alle groepen kiezen voor het eindwerkstuk. 
  • het materiaal van de werkwijze
  • evt. oefenvellen