Groep 7-8Beeldend

Er zit een luchtje aan

Maak een tekening van een donkere, dreigende wolkenlucht boven een landschap.

Hier gaat het over
betekenis

Er zit een luchtje aan

Je kunt aansluiten bij kerndoel 43: soorten wolken, bij kerndoel 47: landschappen in Nederland of bij kerndoel 49: weer en klimaat. 
Hier kun je op letten
vorm

Kleurnuance

De leerling weet wat een kleurnuance is, kan kleurnuances herkennen in afbeeldingen en kan kleurnuance toepassen in een werkstuk.

Waar moet je op letten?
  • Van één kleur bestaan heel veel tinten. 
  • Een werkstuk waarin veel kleurnuance zit, ziet er meestal echter of ruimtelijker uit. 
  • Een werkstuk met weinig kleurnuance ziet er meestal platter uit.  
Hier ga je het mee maken
werkwijze

Tekenen met houtskool

De leerling kan een tekening maken met houtskool door gebruik te maken van licht en donker. De leerling kan de houtskool laten verlopen van licht naar donker. 

Waar moet je op letten?
  • Zorg voor voldoende oefenpapier zodat de leerlingen kunnen oefenen met het maken van een verloop. 
  • Je kunt verloop maken door steeds harder op het kooltje te drukken, door te vegen en door te gummen.
  • Stimuleer het werken in lagen, bijvoorbeeld: basislaag aanbrengen, donkerder maken, vegen en dan daar weer met details in verder werken.  
  • ruw tekenpapier, A4-A1 formaat
  • houtskool
  • kneedgum
  • haarlak (om het werk te fixeren)

Toelichting:
  • Gebruik ruw tekenpapier zodat het kool sporen achter kan laten.
  • Houtskool is een grof materiaal, het papierformaat mag daardoor wat groter zijn.
Zo kom je op ideeën
onderzoek

Onderzoek het materiaal

De leerling kan het materiaal op verschillende manieren hanteren en kan nieuwe werkwijzen bedenken die passend zijn bij de verbeelding van het onderwerp.

Waar moet je op letten?
  • Geef leerlingen expliciet de tijd om te experimenteren. 
  • Verbind een concreet doel aan het experimenteren, bijvoorbeeld: probeer het materiaal op 8 verschillende manieren uit. Of in spelvorm: Onderzoek individueel of per groepje binnen 10 minuten zoveel mogelijk verschillende werkwijzen. 
  • Maak in je feedback steeds een verbinding tussen wat ze hebben uitgeprobeerd en waar dat misschien voor gebruikt kan worden.
  • Laat daarna de leerlingen hun toepassing(en) uit alle mogelijkheden van alle groepen kiezen voor het eindwerkstuk. 
  • het materiaal van de werkwijze
  • evt. oefenvellen